Een van de oudste verhalen die bekend is over mensen die opgevoed zijn door dieren, is misschien wel dat van de stichters van Rome, Remus en Romulus. Beiden werden zij opgevoed door een wolvin. Ook kennen we het verhaal van Mogli uit het beroemde Jungle Book, opgevoed door verschillende dieren. En dan hebben we natuurlijk nog Tarzan, een aan een lianenslingerende held opgevoed door apen. Allemaal verzinsels, sprookjes en mythes, want zulke dingen kunnen toch niet werkelijk echt gebeurd zijn. Of toch wel?

Opvoeding door dieren, kan dat?

Inderdaad: toch wel. Er zijn namelijk zat voorbeelden van wat we ook wel kennen als “wolfskinderen”. De term duidt op wilde kinderen die vanaf een jonge leeftijd met gering of zonder menselijk contact zijn opgegroeid. Door het ontbreken van sociale menselijke omgang, maar ook van taal, vertonen zij een ernstige achterstand en zijn zij daarbij vaak incapabel te interacteren met hun omgeving. Wanneer we teruggaan naar het opgevoed zijn door dieren, zijn er twee mogelijkheden, want je hebt dieren en ‘dieren’. Bij de eerste betreft het dieren, zoals wolven, honden, beren of zelfs struisvogels, die een mensenkind onder hun hoede nemen. In het tweede geval gaat het om ouders die hun kind dermate hebben verwaarloosd, bijvoorbeeld door helemaal niet meer naar ze om te kijken of hen zelfs op te sluiten en te isoleren. Helaas komt het maar sporadisch voor dat deze kinderen worden ontdekt, toch zijn er door de eeuwen heen inmiddels rond de honderd gevallen bekend.

Monkey Boy

Een van hen is John Ssebunya, een jongen uit Uganda, beter bekend als Monkey Boy. Geboren in de jaren tachtig, ontvluchte hij op vierjarige leeftijd zijn ouderlijk huis nadat hij zijn eigen vader zijn moeder had zien doodschieten. Tijdens zijn verblijf in het Bombo-bos lijkt hij onder de hoede te zijn genomen door een groep groene Afrikaanse Vervet-apen (Cercopithicus Aethions). Een bijzondere apensoort die als een van de weinige soorten ook buitenstaanders van andere soorten accepteert, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld chimpansees. Toen de jongen uiteindelijk door mensen werd ontdekt, wilde hij niet mee terug naar het dorp en ook zijn apenfamilie toonde haar protest door het gooien van stokken naar de dorpelingen. Na een tijd te hebben geleefd in de jungle onder de apen, was John over zijn hele lijf bedekt met haar (hypotricose) en huisden er verschillende parasitaire wormen in zijn lichaam. Eenmaal geschoren en gewassen bleek hij onder de littekens te zitten, onder andere van het kruipen op handen en knieën. In eerste instantie was hij niet in staat te huilen of te praten. Na verblijf in een weeshuis keerde zijn spraak gelukkig weer terug en ging hij uiteindelijk zelfs zingen in een koor.

Genie

Een ander voorbeeld - en misschien wel het meeste schrijnende - is dat van Genie uit Los Angeles. Het verhaal over een meisje dat dertien jaar lang zat opgesloten in een kamer waar zij overdag werd vastgebonden op een plasstoel en ’s avonds aan een bed. Omdat haar ouders dachten dat ze te achterlijk was voor een normaal leven, besloten ze haar volledig af te sluiten van de rest van de wereld en – misschien nog wel het ergste – spraken ook zij zelf niet met hun dochter. Na jarenlange verwaarlozing en tevens mishandeling werd Genie ten tijde van haar redding op dertienjarige leeftijd, geschat op zes jaar en was ze daarbij nog eens zwaar autistisch. Daarnaast had haar gedwongen immobiliteit ervoor gezorgd dat zij ten tijde van haar redding amper kon lopen. Afgezien van de negatieve invloed van het ontbreken van menselijk contact, was Genie’s linker hersenhelft (verantwoordelijk voor taalontwikkeling) bijna volledig gestagneerd. Ook na begeleiding op speciale scholen was de grens van haar talige kunnen al snel bereikt. De wetenschappers die Genie hebben opgevangen en enige vooruitgang wisten te boeken ten spijt, werden zij na vijf jaar aangeklaagd door Genie’s moeder. Opnieuw werd Genie ondergebracht bij familie alwaar zij wederom werd mishandeld. Niet alle verhalen kennen een happy end, zo blijkt.

Nature versus nurture

Na het lezen van deze verhalen, komt al snel het nature-nurture-beginsel om de hoek kijken. Met andere woorden: worden we bepaald door dat wat we van meet af in onze genen hebben of worden we toch vooral bepaald door externe omstandigheden, zoals opvoeding? Of is het een combinatie van beide? We hebben de genen om bepaalde dingen te kunnen, maar wanneer we niet worden gestimuleerd door onze omgeving, komt het misschien wel nooit tot uiting. In het geval van John uit Uganda, is het allemaal aardig goed gekomen. John bijvoorbeeld had voor zijn periode in de jungle al kennisgenomen van taal en menselijke omgang. Met Genie echter liep het helaas niet goed af: zij is te vroeg en te lange tijd afgezonderd geweest van alles wat je menselijk kunt noemen. Door jarenlange verwaarlozing waren haar kansen om als een normaal functionerend kind verder te leven, verkeken. Van eind goed, al goed, kan dus niet altijd sprake zijn.

Linda Corporán