Bij het in-/en uitademen draait het allemaal om het inademen van zuurstof en het uitademen van koolzuur. Dat onze longen hierbij van cruciaal belang zijn, moge duidelijk zijn. Het zijn namelijk de longen die ervoor zorgen dat deze gasuitwisseling naar behoren gebeurt. Zonder longen, geen zuurstof en zonder zuurstof, kunnen we onmogelijk leven.

De aan-/en afvoer van lucht

Elk mens is in het bezit van twee longen, een rechter en een linker. De linkerlong is bijna altijd wat kleiner dan de rechterlong, omdat hier het hart ruimte inneemt. Om de longen liggen twee longvliezen met een beetje “glijmiddel” ertussen, dat ervoor zorgt dat het contact met de borstwand gesmeerd verloopt. Onder de longen ligt een grote platte peesachtige spier, het middenrif of diafragma, die als een soort pomp werkt om zuurstof in de longen te trekken en kooldioxide uit te blazen. Tijdens de inademing trekken de tussenribspieren de ribben omhoog en het middenrif gaat naar beneden (de buik zet uit). Door het vergroten van de borstholte trekken we de longen open en zuigen zo de lucht aan. Het uitademen gebeurt doordat we de spieren ontspannen en zodoende de ruimte in de longen weer verkleinen. Hoewel inademen wel degelijk enige inspanning kost, kun je het uitademen vergelijken met een soort van reflex dat in feite automatisch gebeurt.

Welnu, wat er gebeurt bij het inademen is dat de lucht met zuurstof eerst de longen moeten bereiken om ons bloed te kunnen voorzien van zuurstof. De luchtwegen gelden hier als onze hoofdleidingen waardoor zuurstof onze longen (of eigenlijk longblaasjes) kan bereiken en waardoor koolzuur onze lichaam weer kan verlaten. Per 24 uur passeert er zo’n 10.000 tot 20.000 liter lucht door onze luchtwegen. Dat begint bij de zogenaamd hogere luchtwegen: de mond, de neus en de keel. Het slijmvlies aan de binnenkant van deze luchtwegen, ook wel het epitheel genoemd, zorgt ervoor dat de lucht al voor een deel bevochtigd wordt en dat kleine zwevende stofdeeltjes neerslaan. Vooral de neus heeft hierbij een belangrijke taak. Het slijmvlies dient bovendien als barrière voor schadelijke stofdeeltjes, bacteriën en virussen. Wanneer de lucht eenmaal de hogere luchtwegen is gepasseerd, vervolgt deze lucht de route naar de lagere luchtwegen: langs de stembanden, door de luchtpijp (trachea) en vervolgens door een zich snel vertakkend systeem van luchtpijpjes, de bronchiën, waarna uiteindelijk de longblaasjes bereikt wordt. Alle longblaasjes vormen samen met de bronchustakken de longen en hier gebeurt het echte werk.

Ademhalen

De longen zijn onderdeel van de kleine bloedsomloop. Vanuit de rechterkamer komen zuurstofarm en koolzuurrijk bloed in de longen dat vervolgens via de linkerboezem en linkerkamer in de grote bloedsomloop terecht komt. We hebben in het stukje hierboven de weg van de lucht bewandeld van het moment van binnenkomst via neus, mond en keel tot aan de longblaasjes waar de gaswisseling plaatsvindt. Het gaat als volgt: in de longblaasjes met een flinterdunne wand (die in totaal een 200m2 beslaan) zit zuurstof en daaromheen vervolgens het bloed dat het zuurstof moet opnemen. Omdat de wand zo dun is, kan de zuurstof het bloed bereiken via hele kleine haarvaatjes. De afgegeven zuurstof aan het bloed wordt ingewisseld tegen koolzuur uit zuurstofarm bloed om zo via het uitademen ons lichaam weer te verlaten.

Het ademcentrum regelt de ademhaling. Hiervoor wordt het koolzuur gehalte in het bloed gemeten. Als het koolzuurgehalte te hoog is geeft het ademcentrum een seintje en moeten we inademen. Hyperventileren is het bewust extra diep of extra snel in en uit ademen. Hierdoor daalt het koolzuurgehalte in het bloed. Aangezien het ademcentrum pas reageert als het koolzuurgehalte te hoog is duurt het heel lang voor dat het lichaam het ademen van je overneemt. Door het ademen in een plastik zakje verhoog je dus het koolzuurgehalte.

Linda Corporán