Eenderde van de mensen krijgt ooit gedurende zijn of haar leven kanker. Momenteel is kanker ook de tweede doodsoorzaak in Nederland. Gelukkig overleven steeds meer mensen de ziekte; meer dan de helft van de mensen geneest tegenwoordig van kanker.

Hoewel er veel verschillende soorten tumoren zijn met elk een eigen manier van ontstaan, hebben alle tumoren een gemeenschappelijke manier van ontstaan.

Bij tumoren is er sprake van een ongecontroleerde groei en deling van abnormale cellen. Normaal gesproken is in ons DNA vastgelegd dat er een evenwicht bestaat tussen celdeling, en dus het ontstaan van nieuwe cellen, en celafbraak. DNA bevat alle informatie van ons lichaam en dus ook hoe het moet worden opgebouwd en hoe en waar groei optreedt. Bij kanker is er een verstoring van het evenwicht tussen opbouw en afbraak van cellen door een beschadiging aan het DNA. Door de verandering in het DNA die hiervan het gevolg is (mutatie) kan er een ontregelde groei optreden van de cellen in ons lichaam. Bepaalde cellen beginnen als gevolg hiervan ongecontroleerd te groeien en er treedt celwoekering op.
Deze groei hoeft niet per se kwaadaardig te zijn, er zijn ook goedaardige tumoren. Het verschil is dat goedaardige tumoren zich niet verspreiden naar andere delen van het lichaam en dat goedaardige tumoren over het algemeen niet levensbedreigend zijn.

De veranderingen in het DNA treden op door beschadigingen. Deze beschadigingen kunnen op allerlei manier ontstaan: je kan ze erven, maar het DNA kan ook beschadigd worden door omgevingsfactoren, wat vaker het geval is.

  • Erfelijke factoren. Van alle soorten tumoren wordt maar ongeveer 5% bepaald door genetische aanleg. Vaak betekent een genetische aanleg ook niet dat het dan zeker is dat je kanker krijgt, het geeft bijna altijd alleen maar aan dat er een verhoogd risico is om dat soort tumor te krijgen. Bekende beschadigingen aan het DNA zitten op het BRCA1 en BRCA2 gen, wat een verhoogde kans op borst- en eierstokkanker geeft.
  • Omgevingsfactoren. De omgevingsfactoren die DNA kunnen beschadigen, kunnen onderverdeeld worden in de volgende groepen:

    • Infecties. Het doormaken van bepaalde infecties houdt verband met het ontstaan van tumoren. Dit geldt voor minder dan 10% van alle tumoren. Het hebben van zo’n infectie verhoogd alleen de kans op het krijgen van kanker. Dit betekent dat een groot gedeelte van de mensen die die infecties hebben gehad, nooit kanker krijgen. Een belangrijk virus dat verband houdt met baarmoederhalskanker is het humaan papillomavirus (HPV). Gelukkig kan door vaccinaties en door gedragsveranderingen een deel ven deze tumoren voorkomen worden.
    • Fyschische factoren. Hieronder valt bijvoorbeeld UV-straling. Zonlicht kan door middel van UV-straling zorgen voor beschadigingen aan het DNA met als gevolg verhoogde kans op huidtumoren. Ook radiologische (ioniserende) straling kan op deze manier een verhoogde kans op tumoren geven.
    • Chemische factorenOok bepaalde stoffen kunnen het risico voor het ontstaan van tumoren verhogen. Vaak hangt de grote van het risico af van hoelang je aan de stof bent blootgesteld en hoe sterk. Voorbeelden van chemische factoren zijn roken, bepaalde soorten verf, asbest en overmatig alcoholgebruik.
    • Overige factoren. Ook overgewicht kan een verhoogd risico geven voor het ontstaan van bepaalde tumoren.

In het geval van omgevingsfactoren zijn er vaak meerdere beschadigingen van het DNA nodig, voordat er een tumor ontstaat. Hierdoor kan het jaren duren voordat tumoren ontstaan en treden bij veel mensen ondanks blootstelling aan deze omgevinsfactoren geen tumoren op.

Hedwig Kikkert